Ewa ad Amorem
Lex Francorum Chamavorum


Notitia vel commemoratio de illa euua, quae se ad Amorem habet   Optekening of herinnering van die wet, die men aan de Amor heeft
In primo capitulo de causis ecclesiae et de illis servis Dei, qui ibidem deserviunt, sic habemus, quomodo et alii Franci habent. I In het eerste hoofdstuk over kerkelijke zaken en over die dienaren Gods, die aldaar dienen, zo hebben wij, zoals de andere Franken hebben.
De banno dominico similiter habemus, sicut alii Francii habent. II Een koningsban hebben wij evenzo, zoals de andere Franken hebben.
Qui hominem Francum occiderit, solidus DC componat. Ad opus dominicum [et] pro fredo solidos CC componat. III Wie een Frankische edelman heeft gedood, boet 600 schellingen. Voor het werk van de koning en als vredegeld boet hij 200 schellingen.
Qui hominem ingenuum occiderit, solidus CC componat, et exinde in dominico terciam partem componat. IV Wie een vrije man heeft gedood, boet 200 schellingen, en bovendien boet hij een derde deel aan de koning.
Quit lidum occiderit, componat C, et exinde in dominico terciam partem. V Wie een halfvrije heeft gedood, boet 100, en bovendien een derde deel aan de koning.
Quit servum occiderit, solidos L componat. Exinde in dominico, sicut diximus, terciam partem. VI Wie een slaaf heeft gedood, boet 50 schellingen. Bovendien aan de koning, zoals wij gezegd hebben, een derde deel.
Si quis comes in suo comitatu occisus fuerit, in tres weregildos, sicut sua nativitas est, componere faciat. VII Als iemand een graaf in zijn graafschap heeft gedood, moet hij boeten met drie weergelden, zoals zijn geboortestand is.
Si quis missum dominicum occiderit, quando in missatico directus fuerit, in tres weregildos, sicut sua nativitas est, componere faciat. VIII Als iemand een gezant van de koning heeft gedood, terwijl die op reis gezonden was, moet hij boeten met drie weergelden, zoals zijn geboortestand is.
Si quis wargengum occiderit, solidos DC in dominico componat. IX Als iemand een beschermeling van de koning heeft gedood, boet hij 600 schellingen aan de koning.
Si quis hominem ingenuum ad servitium requirit, cum XII hominibus de suis proximis parentibus in sanctis iuret, et se ingenuum esse faciat, aut in servitium cadat. X Als iemand een vrije man voor slavernij heeft opgeroepen, zweert deze met 12 naaste verwanten op de heiligdommen, en hij stelt [daarmee] zijn vrijheid vast, of hij vervalt in slavernij.
Qui per hantradam hominem ingenuum dimittere voluerit, sua manu duodecima ipsum ingenuum dimittere faciat. XI Wie met een heilige eed een vrije man wil vrijlaten, moet het vrijlaten doen met twaalfvoudige hand van eveneens vrijen.
Qui per cartam aut per hantradam ingenuus est, et se ille foris de eo miserit, tunc ille leodis in dominicum veniat, et suus peculiaris traditum iam dicto domino non fiat. XII Wie volgens een oorkonde of een heilige eed vrij is, en een heer heeft hem buiten gestuurd, toen die vrije bij die heer kwam, dan zal hij zeker niet zijn bezittingen geven aan genoemde heer.
Qui per cartam est ingenuus, sic debet in omnia pertinere sicut alii Franci. XIII Wie volgens een oorkonde vrij is, moet zulks in alles volhouden zoals andere Franken.
Qui de mundeburgio aliquid habuerit, ad illum seniorem, qui eum ingenuum dimisit, sua peculia reverti faciat. XIV Wie de voogdij heeft [over een vrouw], en haar meester is, en die haar als vrije heeft laten gaan, moet haar vermogen teruggeven.
De quali causa quod sacramentum permiserit, et ad placitum non iuraverit, ipsam causam reddere faciat. XV [Wie] een of andere zaak [heeft] die aan een eed is onderworpen, en op de rechtszitting niet heeft gezworen, moet diezelfde zaak teruggeven.
Qui homini alio adframivit per wadium, et ipse homo eum dampnum incurrere dimittit, ille, qui suo wadio adhramivit, de suo omnia componat super noctes VII. Ille, qui precat[ur] adhramire, duplum componere faciat. XVI Wie bij een andere man een belofte heeft gedaan met een onderpand, en diezelfde man heeft hem de schade laten vervallen, die man, aan wie hij zijn onderpand heeft beloofd, betaalt al wat hij heeft in 7 nachten. Die man, die de belofte wenste, moet dubbel betalen.
Si quis hominem Francum sine culpa ligaverit, solidos XII componat, et fredo dominico solidos IV. XVII Als iemand een Frankische edelman zonder schuld heeft vastgebonden, boet hij 12 schellingen, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
Qui per capillos Francum priserit, solidos XII, et in dominico solidos IV. Et qui ei sanguinem sine culpa effuderit, solidos XII componat, et in fredo dominico solidos IV. XVIII Wie een Frank[ische edelman] bij de haren heeft vastgegrepen, 12 schellingen, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen. En wie zonder schuld zijn bloed heeft vergoten, boet 12 schellingen, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
Si quis hominis Franci casam infregerit, solidos XII componat, et in dominico solidos IV. XIX Als iemand in het huis van een Frankische edelman inbreekt, boet hij 12 schellingen, en aan de koning 4 schellingen.
Si quis hominis Franci curtem infregerit, solidos VI componat, in dominico solidos IV. Suam manum aut suum pedem aut suum oculum pro quarta parta de sue leode, et in fredo dominico semper de unaquaque re solidos IV. XX Als iemand in de hof van een Frankische edelman inbreekt, boet hij 6 schellingen, en aan de koning 4 schellingen. Voor [het verminken van] zijn hand of zijn voet of zijn oog, een vierde deel van zijn weergeld, en als vredegeld aan de koning altijd voor elke afzonderlijke zaak 4 schellingen.
De ingenuo homine in emendatione sua solidos VIII, nisi, sicut superius diximus, in fredo dominico solidos IV. XXI Bij [het plegen van het in artikel XVII- XIX genoemde tegen] een vrije man is zijn genoegdoening 8 schellingen, behalve, zoals wij hierboven gezegd hebben [art. XX], en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
De lido in emendatione solidos IV, in fredo dominico solidos IV. XXII Bij een halfvrije een genoegdoening van 4 schellingen, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
De servo in emendatione solidos II, in fredo dominico solidos IV. XXIII Bij een slaaf een genoegdoening van 2 schellingen, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
Quidquid involant, IX geldos componere faciat, et de unoquoque latrocinio in dominico fredo solidos IV. XXIV Ieder die heeft gestolen, moet 9-voudig boeten, en voor elke afzonderlijke diefstal als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
Quicquid in casa furaverit, in wirdira solidos VII. De warnione in wirdira solidos VII. De spadato caballo solidos VII. De servo solidos VII. De spata VII. De iumenta solidos IV. De bove solidos II. De vacca solidos II. De porcis et vervecis et animalibus iuvenibus et de capris tertiam partem quantem valet in wirdira. XXV Ieder die uit een huis heeft gestolen, [betaalt] aan overbruggingsboete 7 schellingen. Voor een dekhengst aan overbruggingsboete 7 schellingen. Voor een gecastreerd paard 7 schellingen. Voor een slaaf 7 schellingen. Voor een zwaard 7. Voor een lastdier 4 schellingen. Voor een rund [os] 2 schellingen. Voor een koe 2 schellingen. Voor varkens en schapen en jonge dieren en geiten een derde deel van wat ze waard zijn aan overbruggingsboete.
Quicquid in Amore in alterum furatum habent, in duos geldos componere faciat, in wirdira uncias duas, in fredo solidos IV. XXVI Ieder die in [het gebied van de] Amor van een ander gestolen heeft, moet in tweevoud boeten, als overbruggingsboete twee ons, en als vredegeld 4 schellingen.
Et quicquid in Mashau furaverit, duos geldos componere faciat, in wirdira uncias duas, in fredo dominico solidos IV. XXVII En ieder die in de Maasgouw heeft gestolen, moet in tweevoud boeten, als overbruggingsboete twee ons, en als vredegeld aan de koning 4 schellingen.
Quicquid in Amore Fresiones iniuste tulerint, per aliud tantum componere faciat, in fredo solidos IV. XXVIII Iedere Fries die in Amor wederrechtelijk heeft gepand, moet met iets [een voorwerp of som geld] van gelijke waarde boeten, en als vredegeld 4 schellingen.
Quicquid Saxones contra rectum tulerint, cum alio tantum eum emendare faciat, in fredo solidos IV. XXIX Iedere Saks die wederrechtelijk heeft gepand, moet het met iets van gelijke waarde goed maken, en als vredegeld 4 schellingen.
Si quis infra pagum latronem comprehenderit, et ante illum comitem eum non adduxerit aut ante suum centenarium, solidos LX componere faciat. XXX Als iemand in de gouw een dief heeft vastgenomen, en hij heeft hem niet voor zijn graaf voorgeleid, of voor zijn aanvoerder, moet hij met 60 schellingen boeten.
Si quis latronem viderit cum furtu ambulentem et cognitum non fecerit, in fredo dominico solidos IV solvere faciat. XXXI Als iemand een dief heeft gezien die met gestolen waar rondloopt en hij heeft het niet gerapporteerd, moet hij 4 schellingen als vredegeld aan de koning betalen.
Si quis in sanctis reliquiis se periuraverit, manum suam perdat, aut eam redimat quarta parte de sua leode in dominico. XXXII Als iemand op de heilige relieken een valse eed heeft gezworen, verliest hij zijn hand, of hij betaalt een vierde deel van zijn weergeld aan de koning.
Quicquid contra rectum fecerit, cum solidis IV in fredo dominico componere faciat. XXXIII Ieder die tegen het recht gehandeld heeft, moet met 4 schellingen boeten als vredegeld aan de koning.
Si quis cum armis bannitus fuerit, et non venerit ibi, solidos IV in fredo dominico componere faciat. XXXIV Als iemand die wapens heeft wordt geboden [opgeroepen wordt ter heervaart], en er niet heen gaat, moet hij met 4 schellingen boeten als vredegeld aan de koning.
Si quis cum caballo bannitus fuerit, in fredo dominico solidos IV componere faciat. XXXV Als iemand met een paard wordt geboden [en er niet heen gaat], moet hij met 4 schellingen boete als vredegeld aan de koning.
Si quis wactam aut wardam dimiserit, quando ille comes ei cognitum fecerit, in fredo dominico solidos IV componere faciat. XXXVI Als iemand de wacht [wactam of wardam] heeft verzaakt, terwijl de graaf het hem heeft herkend, moet hij met 4 schellingen boeten als vredegeld aan de koning.
Quisquis audit arma clamare et ibi non venerit, in fredo dominico solidos IV componere faciat. XXXVII Wie wapengekletter hoort en er niet heen gaat, moet met 4 schellingen boeten als vredegeld aan de koning.
Si quis sclusam dimiserit, quando suus comes ei commendat facere, in fredo solidos IV componere faciat. Quando rumpit et eam emendare noluerit, solidos IV in dominico componere faciat. XXXVIII Wie de [wacht bij de] sluis heeft verzaakt, terwijl zijn graaf hem opdracht had gegeven, moet met 4 schellingen aan vredegeld boeten. Als de sluis kapot is en niet gerepareerd kan worden, doet hij boete met 4 schellingen aan de koning.
Si quis ad pontem publicam bannitus fuerit et ibi non venerit, solidos IV in fredo componat. XXXIX Als iemand op een openbare brug wordt geboden en er niet heen gaat, doet hij boete met 4 schellingen aan vredegeld.
Si quis comes ad placitum suum hominem bannit et ibi non venerit, in fredo solidos IV. XL Als ergens een graaf een man op zijn rechtszitting gebiedt, en hij gaat er niet heen, 4 schellingen aan vredegeld.
Si quis viam publicam clauserit, in fredo dominico solidos IV. XLI Als iemand een openbare weg heeft versperd, 4 schellingen als vredegeld aan de koning.
Si quis Francus homo habuerit filios, hereditatem suam de sylva et de terra eis dimittat et de mancipiis et de peculio. De materna hereditate similiter in filiam veniat. XLII Als een Frankische edelman zonen heeft gehad, dan doet hij aan hen afstand van zijn erfgoed, aan bossen en land en horigen en vermogen. Het erfgoed van de moeder komt evenzo aan haar dochter.
De ingenuis hominibus, quomodo aut qualiter ad placitum per bannum debeant venire. Ingenuus, si per comitem aut per missum suum bannitus fuerit infra comitatum de maxima causa, super noctes XIV ad placitum veniat. Si minor causa extiterit, super noctes VII ad placitum veniat. XLIII Vrije mannen, hoe of wat dan ook, moeten komen op een gebod tot een rechtszitting. Een vrije man, als hij door de graaf of door diens gezant geboden wordt voor een grote zaak, komt in 14 nachten ter zitting. Als het een kleine zaak betreft, komt hij in 7 nachten ter zitting.
Si quis de lido suo pro aliqua causa in ratione fuerit inventus, super noctes XIV ipsum lidum ad placitum adducat, si senior suus in ipso comitatu est. Si in alio comitatu est, ipse lidus suum seniorem ad placitum adducat super noctes XXV. Si in tercio comitatu est, super noctes XLII. Si in alio ducato est, super noctes LXXXIV cum suo seniore veniat ad ipsum placitum. XLIV Als iemand voor zijn halfvrije voor een of andere zaak ter verantwoording wordt geroepen, brengt hijzelf in 14 nachten zijn halfvrije ter rechtszitting, als zijn heer in hetzelfde graafschap is. Als hij in een ander graafschap is, brengt de halfvrije zelf in 25 nachten zijn heer ter rechtszitting. Als hij in een derde graafschap is, in 42 nachten. Als de heer in een ander hertogdom is, komt hij in 84 nachten met zijn heer op diezelfde rechtszitting.
De raptu. Si quis ingenuus cum lidis raptum fecerit, cum uno wadio et una manu emendare studeat. XLV Over vrouwenroof. Als een vrije met halfvrijen vrouwenroof gepleegd heeft, probeert hij het met n pand en n hand goed te maken.
Si quis hominem in mordro occiderit, tunc exeat ad iudicium, aut suus senior per sacramentum eum liberet. XLVI Als iemand een man in het geheim heeft gedood, dan ondergaat hij een [gods]gericht, of zijn heer bevrijdt hem met zijn eed.
Si cuius puellam sponsatam alius priserit, solidos CC componere faciat, in fredo solidos LX. XLVII Als iemand een meisje, dat met een ander verloofd is, heeft meegenomen [ontvoerd], moet hij 200 schellingen boeten, en als vredegeld 60 schellingen.
Si fur de VII latrociniis comprobatus fuerit, exiet ad iudicium. Si ibi incenderit, tradant eum ad mortem. Et posteaquam ad iudicium ambulaverit, si ibi non incenderit, tunc liceat suo seniori wadio suo illum adhrammire et pro emendare ac de morte liberare. XLVIII Als een dief 7 diefstallen heeft gepleegd, ondergaat hij een [gods]gericht. Als hij daar verbrandt, leveren ze hem over aan de dood. En nadat hij naar het gericht is gegaan, als hij daarbij niet is verbrand, dan is het hem vergund dat zijn heer een onderpand voor hem belooft als genoegdoening en hem van de dood bevrijdt.
EXPLICIT.   Het is ten einde.
   

Vertaling: Kees Nieuwenhuijsen

 
Home
e-mail: kees.nieuwenhuijsen@tip.nl
English Introduction
Text
Map
Nederlands Inleiding
Tekst
Kaart