De moord op Godfried met de Bult

In het kader van het project ‘Graven in Vlaardingen’ van de gemeente Vlaardingen zal vanaf 2008 een reeks publicaties verschijnen met de archeologie en geschiedenis van Vlaardingen als onderwerp. De 11e eeuw zal daarin bijzondere aandacht krijgen: in die periode voltrokken zich in en om Vlaardingen politieke en militaire ontwikkelingen die van nationaal belang zouden blijken te zijn. Naast de publieksreeks wordt een gedegen uitgave van alle op Vlaardingen in de 11e eeuw betrekking hebbende bronteksten met een analyse van de belangrijkste gebeurtenissen uitgegeven.

Het huidige artikel kan men zien als een voorpublicatie. Het gaat in op een van de opzienbarende gebeurtenissen in de 11e eeuw: de moord op Godfried ‘met de Bult’.

Godfried was hertog van Neder-Lotharingen, een gebied dat ongeveer overeenkwam met de huidige Benelux. Zijn dood in het jaar 1076 gaf een dramatische wending aan de politieke verwikkelingen in de 11e eeuw: hiermee was de weg vrij voor Dirk V om het graafschap Holland te heroveren en bovendien verdween een hoofdrolspeler in de Investituurstrijd.
Volgens sommige historici werd de moordaanslag gepleegd in Vlaardingen, maar volgens anderen gebeurde het in Antwerpen. (1) Om uit te vinden of we de moord wel of niet tot de Vlaardingse wapenfeiten mogen rekenen heb ik alle relevante middeleeuwse bronnen onder de loep genomen.

Godfried werd rond 1040 geboren als de oudste zoon van hertog Godfried ‘met de Baard’ en hertogin Doda. (2) Godfried jr. was klein van gestalte en hij had een bochel. In 1069 werd hij door de Duitse koning Hendrik IV (3) benoemd tot hertog van Neder-Lotharingen. Hij was de vijfde telg uit het huis van Verdun in deze functie. Ondanks zijn lichamelijk gebrek groeide Godfried uit tot een gerespecteerd leider. Bij zijn aantreden beschreef Lambert van Hersfeld hem als “prestantis quidem animi adolescens, sed gibbosus”, een jongeman weliswaar met een voortreffelijke geest, maar met een bochel. (4) Alberic de Trois-Fontaines zei later over hem: “corpore exiguous tamen animo eximius”, een klein/zwak lichaam maar een uitmuntende geest. (5)

Godfried met de Bult boekte successen als hertog, maar in zijn persoonlijke leven kende hij weinig geluk. Hij verloor zijn moeder al op jonge leeftijd. Zijn vader trouwde in het jaar 1054 opnieuw, met Beatrix, weduwe van de markies van Toscane, en arrangeerde ook een huwelijk voor zijn zoon, met Mathilde van Canossa, gravin van Toscane en dochter van diezelfde Beatrix. Dat huwelijk werd gesloten in december 1069, kort voor de dood van Godfried sr. In 1071 werd een dochter geboren, Beatrix. Het meisje stierf al binnen een paar maanden. (6)
Na twee jaar huwelijk keerde Mathilde terug naar haar geboortestreek. (7) Een jaar later reisde Godfried haar achterna, maar dit mocht niet leiden tot een verbetering van hun relatie. Mathilde ontliep Godfried en weigerde hem de huwelijkse gunsten (maritalem gratiam). Zij had meer oren voor de nieuwe paus, Gregorius VII, die in 1073 werd gekozen, dan voor haar eigen Godfried. Die paus spoorde haar aan om geen contact meer met haar echtgenoot te hebben: dit zou zondig zijn wegens een te nauwe bloedverwantschap. (8) Aan de andere kant, om politieke redenen, raadde hij een formele echtscheiding af. Binnen een jaar was Godfried alweer terug in Neder-Lotharingen terwijl Mathilde hem vanuit Toscane bleef dwarszitten. Toen de abt van Sint-Hubert aanspraak maakte op bezittingen van Godfried, schreef Mathilde een brief aan paus Gregorius met de aanbeveling die abt (en dus niet Godfried) te steunen. Doordat Mathilde en de paus zo vaak in elkaars gezelschap verkeerden ging het gerucht dat zij een verhouding had. (9)
Het huwelijk van Godfried en Mathilde was dus niet bepaald harmonieus. Daarbij waren de twee ook nog eens politieke tegenstanders: in de Investituurstrijd gaf Godfried actief steun aan de Duitse koning, terwijl Mathilde aan de zijde van de paus stond (en lag).
Mathilde was een markant en belangrijk persoon. Ze had veel bezittingen in Italië en ze speelde een grote rol in de Investituurstrijd. Ze steunde de paus niet alleen in bed maar ook materieel en ze ging zelfs persoonlijk het slagveld op om koning Hendrik IV te bestrijden. Ze oogstte daarmee bewondering van de een, en verachting van de ander. In de 17e eeuw werd haar lichaam bijgezet in de Sint-Pieterskerk te Rome. Daar prijkt nog steeds een standbeeld van Bernini om haar te eren. Echter, de biograaf van Hendrik IV, bisschop Benzo van Alba, omschreef haar als een “os vulvae”, wat zoveel als ‘kuttekop’ betekent. (10)

Maar genoeg over Mathilde en terug naar haar echtgenoot. Godfried behaalde, ondanks zijn bochel en ondanks zijn huwelijk, diverse militaire successen. In 1070 (11) verjoeg hij, samen met zijn bondgenoot bisschop Willem van Utrecht, de jonge graaf Dirk V en diens stiefvader Robrecht ‘de Fries’ uit het Maasmondgebied. Kort daarna veroverde hij Friesland aan de overzijde van het Vlie en heeft hij, als we het Necrologium van Egmond mogen geloven, de stad Delft gesticht. (12) Met zijn steun kon koning Hendrik in 1075 de Saksen onderwerpen. Tegenover deze successen stond de teloorgang van het hertogelijke gezag in het oosten en zuiden van Neder-Lotharingen. Daar trok de bisschop van Luik de macht naar zich toe. (13)

Dirk V wilde, toen hij wat ouder was geworden, zijn graafschap terug. Hij kon rekenen op de steun van Robrecht, die inmiddels (met een combinatie van subtiel politiek gekonkel en bruut militair geweld) graaf van Vlaanderen was geworden. De eerste stap die gezet moest worden was het uit de weg ruimen van de machtige hertog Godfried. Deze (naar later bleek) smerige klus werd opgeknapt door een sluipmoordenaar die de hertog in de nacht verraste en hem verwondde. Godfried was niet op slag dood. Hij liet zich per schip naar Utrecht brengen, waar hij enkele dagen later overleed.

De moordaanslag op Godfried met de Bult is door diverse kroniekenschrijvers beschreven. Ik heb in totaal wel 24 middeleeuwse bronnen kunnen achterhalen, maar die vertellen niet allemaal hetzelfde verhaal. Hieronder bespreek ik enkele van die bronnen.

Een van de oudste vermeldingen komt van de hand van Lambert van Hersfeld. Deze schreef rond 1078 een tamelijk uitgebreid verslag van de aanslag, met als bijzonderheden dat deze plaatsvond in de stad Antwerpen, in de nacht, toen de hertog zich “wegens een natuurlijke behoefte” had teruggetrokken. De dader was een ‘spiculator’ die bij het huis stond opgesteld. Een ‘spiculator’ (of speculator) kan een bewaker of schildwacht zijn, maar ook een spion of een soldaat met een speciale functie. Hij handelde in opdracht van graaf Robrecht de Fries. De hertog stierf zeven dagen na de aanslag, op 26 februari 1076, en werd begraven in Verdun, naast zijn vader. Lambert vertelt ons wat een voortreffelijk persoon de hertog was. Hij gebruikt abusievelijk de naam Gozelo. (14)

De Annalen van Luik zijn ook kort na de moord opgesteld. Ze geven een heel summier bericht: “1076 - Een sluipmoordenaar (sicarius) vermoordde hertog Godfried”. (15) De term ‘sicarius’ komt in veel latere bronnen terug.

De Franse monnik Jocundus, die enige tijd in Maastricht verbleef, schrijft dat Godfried in Frisia ‘op beklagenswaardige wijze’ werd vermoord. ‘Al was hij lichamelijk de mindere, door zijn groot verstand en zijn uitblinkende rechtschapenheid op elk gebied was hij de meerdere van de groten van het Rijk’. (16)

Deze drie bronnen zijn allemaal binnen enkele jaren na de moord geschreven. Omdat ze heel verschillende bewoordingen gebruiken lijkt het dat ze, weliswaar gelijktijdig, onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen.

De Kroniek van Sint-Hubert in de Ardennen is wat later opgesteld: tussen 1098 en 1106. De schrijver was waarschijnlijk een monnik genaamd Lambertus Parvus. Deze vertelt net als Lambert van Hersfeld dat de hertog zich had teruggetrokken en in zijn achterste werd gestoken. Hij zegt dat de daders (meervoud!) handlangers van graaf Robrecht de Fries waren, en dat de aanslag plaatsvond nabij de Vlaardingse burcht (apud castrum Flardengis). Lambertus Parvus roemt de rechtvaardigheid van de hertog. Tenslotte verhaalt hij over de uitvaart: het lichaam van Godfried werd eerst naar Luik gebracht, en werd toen in processie langs diverse steden gevoerd. (17)

De Annalen van Egmond zijn de eerste Hollandse bron waarin de dood van Godfried wordt vermeld. Ze zijn tussen 1112 en 1121 geschreven, dus pas enige decennia na de moord. Ook hier lezen we dat de hertog toen hij zich had teruggetrokken werd aangevallen. Daarnaast geven de annalen informatie die in de oudere bronnen niet voorkomt. Kennelijk beschikte de Egmondse abdij over eigen getuigen of aantekeningen. Nieuw zijn de meldingen dat de dader Gijsbert heette en een knecht van graaf Dirk V was, en dat de gewonde hertog zich na de aanslag per schip naar Utrecht liet vervoeren, waar hij op 25 februari 1075 (eigenlijk: 26 februari 1076) overleed. De Annalen van Egmond zeggen niets over de plaats van de aanslag. Ze melden wel dat de aanslag ernstig en schandelijk was, maar geven geen lofuitingen over het slachtoffer. (18)

Op het eind van de 11e eeuw hebben ook nog enkele Duitse en Italiaanse annalisten de moordaanslag kort beschreven, zonder informatie over de plaats of de datum, maar wel met andere interessante details. Ze vertellen allemaal, in verschillende bewoordingen, dat Godfried op het toilet in zijn achterste werd gestoken.

In de Kroniek van Berthold van Reichenau lezen we dat een soldaat (milite) de aanslag pleegde en dat het slachtoffer geëxcommuniceerd stierf.
Volgens de Annalen van Bernold van Konstanz was de dader een kok (coque) en overleed Godfried voor de helft van de 40-daagse vastenperiode. Dat is voor 4 maart 1076.
Bruno van Magdeburg zegt dat de aanslag werd gepleegd met een wreed steekwapen (saeve mucrone), en dat de hertog stierf zonder biecht of heilige communie.
Arnulf van Milaan zegt dat de hertog werd doorstoken met een zwaard (gladio).
Landulf komt in zijn Historie van Milaan met een heel apart verhaal: Godfried's vrouw Mathilde zou achter de moord hebben gezeten, omdat zij de heerschappij over haar erfgoed niet wilde delen met haar echtgenoot. Ze liet de hertog met hulp van een trouwe dienares ombrengen. (19)

De overige veertien bronnen dateren van circa 1100 tot 1350 (latere geschriften heb ik buiten beschouwing gelaten). Ze zijn allemaal op een of meer van de bovengenoemde bronnen gebaseerd en bevatten geen nieuwe informatie. (20)

Uit de ‘oorspronkelijke’ bronnen zullen we nu proberen de gang van zaken te reconstrueren. We kunnen vaststellen dat Godfried stierf op 26 februari 1076. (21) De aanslag zelf vond een week eerder plaats.

Als opdrachtgevers zijn Mathilde, Robrecht de Fries en Dirk V genoemd. Over Mathilde kunnen we kort zijn: Landulf van Milaan schoof haar naar voren, maar haar bemoeienis wordt door geen enkele andere bron ondersteund. (22) Of nu Robrecht of Dirk de opdracht gaf maakt feitelijk weinig verschil, want dat waren twee handen op één buik. Ze waren samen door hertog Godfried verjaagd, en zouden gezamenlijk het graafschap heroveren. Dus het ligt voor de hand dat ze de moord op Godfried ook in onderling overleg hebben beraamd.

De dader, ene Gijsbert, was van beroep knecht, soldaat of kok. Dit laatste, door Bernold van Reichenau gesuggereerd, is onwaarschijnlijk. Een gewapende aanslag zou wel aan een militair maar toch niet aan het keukenpersoneel worden toevertrouwd. De term ‘spiculator’ die we bij Lambert van Hersfeld vinden kan enerzijds betekenen dat Gijsbert als schildwacht in dienst was bij de hertog en door Robrecht en Dirk is omgekocht, of anderzijds dat hij als soldaat bij Robrecht of Dirk in dienst was en door hen naar het huis van Godfried is gestuurd, waar hij heeft afgewacht tot hij zijn slag kon slaan. Lambert’s toevoeging ‘in opdracht van graaf Robrecht de Fries’ laat beide mogelijkheden open. Omdat de Annalen van Egmond zo expliciet zeggen dat Gijsbert een knecht van graaf Dirk was, ligt het tweede scenario het meest voor de hand.
Als we alle gegevens bij elkaar nemen is het zelfs denkbaar dat Gijsbert een militair in dienst van Robrecht of Dirk was, die de opdracht kreeg te infiltreren in de huishouding van de hertog. Zo kon hij diens gewoonten observeren. Op een nacht zag hij zijn kans schoon, wachtte buiten het huis, sloeg zijn slag en maakte zich snel uit de voeten.

Berthold zegt dat het slachtoffer geëxcommuniceerd stierf. Dit kan niet kloppen. Op 22 februari 1076 had paus Gregorius VII wel een aantal hoogwaardigheidsbekleders in de ban gedaan, namelijk de 26 bisschoppen die in Worms een afzettingsbrief tegen hem hadden ondertekend, en ook hun koning Hendrik IV. Godfried met de Bult was in Worms wel van de partij, maar hij ondertekende de brief niet. (23) Ook het ontbreken van enige discussie over Godfried’s kerkelijke begrafenis (zoals bij bisschop Willem van Utrecht die twee maanden later stierf) geeft aan dat hij niet geëxcommuniceerd was.
Ook de bijzonderheid die Bruno van Magdeburg vermeldt, dat de hertog stierf zonder biecht of heilige communie, is onwaarschijnlijk. Bruno was kennelijk niet op de hoogte van Godfried’s reis naar Utrecht. Daar heeft men hem ongetwijfeld voorzien van de sacramenten der stervenden.

Het aspect waarin wij vooral geïnteresseerd zijn is de plaats van de aanslag. Er zijn drie mogelijkheden: Antwerpen, Vlaardingen of Frisia. De laatste twee aanduidingen zijn niet in tegenspraak, want in de 11e eeuw gold de naam Frisia voor de hele Nederlandse kuststrook, van Groningen tot Zeeland. Daar viel Vlaardingen dus ook binnen. Maar Antwerpen lag heel ergens anders. (24)

Zowel voor Antwerpen als voor Vlaardingen/Frisia is wel iets te zeggen. Hertog Godfried met de Bult was, net als zijn voorvaderen, tevens markgraaf van Antwerpen, dus het zou gekund hebben dat hij zich daar ophield. Maar ook Vlaardingen en omgeving vielen sinds 1070 onder de heerschappij van Godfried. Het gebied zou pas na zijn dood, op 8 juni 1076 in de slag bij IJsselmonde, door Robrecht de Fries en Dirk V worden heroverd. Dus het is evengoed mogelijk dat hertog Godfried ten tijde van de moordaanslag in Vlaardingen was.

We weten wel iets meer over de plaatsen waar Godfried in zijn laatste levensjaar verbleef. In 1075 nam hij met nog enkele hertogen deel aan een veldtocht van de Duitse koning tegen de Saksen. (25) Het kerstfeest van 1075 vierde hij bij bisschop Willem in Utrecht. (26) Een maand later was hij met diezelfde bisschop aanwezig op de Rijksdag in Worms. Daar werd op 24 januari 1076 het beroemde besluit genomen om paus Gregorius VII af te zetten. (27)
Uit de Lage Landen zijn nauwelijks ambtelijke stukken uit die periode bewaard gebleven. In het Oorkondenboek van Holland en Zeeland staat slechts één oorkonde waarin de hertog wordt genoemd, maar zonder plaatsnaam. (28) De oorkondenboeken van Utrecht, westelijk Brabant en België vermelden hem helemaal niet.
Al met al geeft deze informatie geen uitsluitsel omtrent Godfried’s verblijfplaats in februari 1076: vanuit Worms kan hij, eventueel via Utrecht, in drie weken naar Vlaardingen zijn gereisd, maar ook naar Antwerpen.

De plaatsen Antwerpen, Frisia en Vlaardingen worden genoemd door respectievelijk Lambert van Hersfeld, Jocundus en Lambertus Parvus (Kroniek van Sint-Hubert). Zij werkten allemaal vrij kort (binnen 30 jaar) na Godfried’s dood. Zij allen kunnen hun informatie uit de eerste hand hebben gehad. Wie moeten we nu geloven?
Lambert van Hersfeld schreef weliswaar een indrukwekkende kroniek, maar over hem wordt gezegd dat hij niet altijd even objectief en betrouwbaar was. (29) Ook Jocundus nam wel eens een loopje met de feiten, maar dat deed hij vooral in zijn levensbeschrijving van Sint Servaas; in het Mirakelboek heeft hij de gebeurtenissen uit zijn eigen tijd (zoals de dood van Godfried) waarschijnlijk waarheidsgetrouw weergegeven. (30) Er zijn mij geen studies bekend die de betrouwbaarheid van de Kroniek van Sint-Hubert in twijfel trekken.
Zowel Maastricht als Sint-Hubert liggen in het bisdom Luik, niet ver van Verdun, de thuisbasis van de hertogen van Neder-Lotharingen. Lambert van Hersfeld woonde en werkte veel verder weg, in het midden van Duitsland. Het is aannemelijk dat de lokale schrijvers beter op de hoogte waren van de wederwaardigheden van hun hertog dan Lambert van Hersfeld. Dit blijkt ook uit het feit dat Godfried met de Bult door Lambert wordt aanduidt met de voornaam ‘Gozelo’. (31)
Dieckmann betoogt dat Vlaardingen aannemelijker is dan Antwerpen omdat het gewonde slachtoffer per schip naar Utrecht vertrok. Vanuit Antwerpen zou zo’n reis erg omslachtig zijn geweest. (32) Ook had de hertog in Antwerpen zelf of in de directe omgeving goede medische en geestelijke zorg kunnen krijgen. Op grond van de argumenten dat een reis van Antwerpen naar Utrecht onlogisch zou zijn en dat Lambert van Hersfeld minder goed geïnformeerd was, neem ik aan dat de aanslag op hertog Godfried niet in Antwerpen werd gepleegd.

Waar het dan wel precies is gebeurd, is lastig vast te stellen. De woorden ‘apud castrum Flardengis’ in de Kroniek van Sint-Hubert kunnen worden gelezen als ‘in de stad Vlaardingen, in de buurt van het kasteel’, of ‘in de buurt van de versterkte plaats Vlaardingen’. In elk geval is Godfried niet in de Vlaardingse burcht zelf aangevallen. Er wordt verondersteld dat die burcht, die dateert uit de tijd van graaf Dirk III, op de kerkheuvel in het centrum van de stad heeft gelegen. (33) Een mogelijke locatie voor de aanslag is de grafelijke hof, later aangeduid als ‘De Hoge Werf’, op een paar 100 meter afstand van de kerkheuvel. Andere opties zijn bebouwde plaatsen in regio zoals het kasteel van IJsselmonde dat door bisschop Willem was gebouwd en de vesting Delft die Godfried zelf had gesticht. (34) Het is heel goed denkbaar dat de hertog zich op een van die twee plaatsen heeft opgehouden. Echter, het is dan wel vreemd dat de Kroniek van Sint-Hubert niet die plaatsen zelf noemt. Om die reden zijn IJsselmonde en Delft als locatie niet aannemelijk. Maar andere nederzettingen in de buurt kunnen niet uitgesloten worden.
Al met al is het aannemelijk dat de aanslag op Godfried in de Vlaardingse regio werd gepleegd, maar is niet met zekerheid te zeggen of dit in de stad zelf was, of erbuiten.

Voor de volledigheid moet de lezing van Verlinden, de biograaf van Robrecht de Fries, hier ook genoemd worden. Verlinden meende dat Robrecht de Fries en Dirk V in 1070 niet al hun gebied aan hertog Godfried en bisschop Willem waren kwijtgeraakt, maar steeds een bescheiden machtsbasis hebben behouden. De moordaanslag zou hebben plaatsgevonden tijdens een nieuwe expeditie waarbij Godfried en Willem zouden zijn doorgedrongen tot in Vlaardingen, het hart van het gebied van Robrecht en Dirk. (35)
De contemporaine bronnen maken nergens gewag het behoud van een machtsbasis. Robrecht was vanaf 1071 militair en politiek actief in Vlaanderen en er wordt nergens vermeld dat hij in die tijd ook in Vlaardingen vertoefde. Ook een expeditie in februari 1076 wordt nergens genoemd. Toch meent Verlinden een en ander uit de beschikbare bronnen te kunnen afleiden. Echter, zijn argumenten houden bij nadere beschouwing geen stand. (36)

De kroniekschrijvers zijn het erover eens dat het een schandelijke en lafhartige daad was. De omstandigheden waren inderdaad nogal bizar: toen de hertog ‘s nachts naar de latrine moest sloeg de sluipmoordenaar toe. Hij had zich buiten het huis opgesteld en stak vandaar het slachtoffer in zijn achterste.

Halbertsma zegt over het voorval: “Vermoedelijk heeft de moordenaar er zich van vergewist welk, naar middeleeuwse bouwtrant buiten de muur of de wand uitgebouwde en lozende gemak bij het slaapvertrek van de hertog behoorde en zich daaronder opgesteld”. (37)

Sommige bronnen zeggen dat de moord werd gepleegd met een zwaard. Andere noemen een puntig of een ijzeren wapen; dat kan een zwaard kan zijn, maar ook een dolk of een speer. (38) In de geschetste situatie lijkt een speer het meest praktische wapen te zijn.

De uitgebouwde latrine moet zich op de eerste etage hebben bevonden (of hoger), want Godfried werd van onder af gestoken. Dit betekent dat er in Vlaardingen in 1076 niet alleen maar simpele lage hutten stonden, maar dat er al gebouwen met een verdieping waren. Of die gebouwen van hout of (deels) van steen waren is aan de hand van de geschriften niet vast te stellen. Misschien zal toekomstig archeologisch onderzoek hierover meer zekerheid geven.


Dank aan Carolien van Loon en Tim de Ridder voor het kritisch doorlezen van het manuscript van dit artikel.


Noten

1 - Golinello (1998) en Halbertsma (2000, p. 137) gaan uit van Antwerpen. Dieckmann (1885, p. 82), Verlinden (1935, p. 97), Linssen (1981, p. 347), De Boer & Cordfunke (1995, p. 34), De Graaf (1996, p. 74) en Henderikx (1997, noot 98) menen dat Vlaardingen de moordplaats was. (terug)
2 - Genealogische gegevens zijn ontleend aan de website van Charles Cawley (2000 – 2006). (terug)
3 - Hendrik IV werd in 1056 tot koning gekozen en zou pas in 1084 tot keizer worden gekroond. (terug)
4 - Lambert van Hersfeld, MGH SS V, p. 177. (terug)
5 - Over Godfried met de Bult zou volgens Linssen (1981, p. 347) ook nog gezegd zijn dat hij met Duitse tucht was opgetreden. Echter, de Kroniek van Sint-Truiden waarnaar Linssen verwijst bevat wel de woorden “Theutonicorum disciplinato more” (MGH SS X, p. 304), maar niet in relatie tot Godfried met de Bult. (terug)
6 - Dieckmann (1885) gaat er van uit dat het kind een zoon was, maar Golinello (1998) maakt aannemelijk dat het een meisje was dat in de zomer van 1071 moet zijn geboren en gestorven. (terug)
7 - De gegevens over de relaties tussen Godfried, Mathilde en paus Gregorius zijn ontleend aan de studies van Dieckmann (1885) en Golinello (1998); zij baseren zich onder meer op Lambert van Hersfeld (MGH SS V) en de Kroniek van Sint-Hubert (MGH SS VIII). Golinello suggereert dat Mathilde haar echtgenoot verliet omdat ze bang was voor hem was geworden, want zij had hem geen zoon kunnen schenken. (terug)
8 - Uit de gegevens van Cawley (2000 – 2006) is af te leiden dat Godfried en Mathilde dezelfde bet-bet-overgrootouders hadden: Wicheric III en Cunigunde, in het begin van de 10e eeuw graaf en gravin van de Bidgouw (Bitburg). Godfried stamde van hen af via de hertogen van Neder-Lotharingen en Mathilde via haar moeder en de hertogen van Opper-Lotharingen. (terug)
9 - Deze verhouding wordt geïnsinueerd in de brief van 24 januari 1076, geschreven door 26 Duitse bisschoppen tijdens de Rijksdag in Worms, waarin zij paus Gregorius VII afzetten. De tekst van de brief is onder meer te vinden in MGH Briefen V, nummer 20 en in het Oorkondenboek van Utrecht, nummer 234. Veel explicieter is Lambert van Hersfeld, MGH SS V, p. 257. Zie Dieckmann (1885, p. 19 – 20) voor diverse andere bronnen over Mathilde’s liefdesleven. Alleen Mathilde’s biograaf Dinozo (MGH SS XII) roemt haar kuisheid, maar hij is volgens Dieckmann niet betrouwbaar. (terug)
10 - Benzo van Alba, MGH SS XI, p. 608. Zie echter ook MGH SS rer. Germ. 65, noot 342. (terug)
11 - De Annalen van Egmond vermelden deze gebeurtenis in het jaar 1071 en Beke’s Chronographia herhaalt dit. Echter, het treffen moet hebben plaatsgevonden nadat Godfried zijn vader als hertog opvolgde (24 december 1069) en voor de slag bij Kassel (22 februari 1071). Dus in 1070 of in elk geval niet later dan januari 1071 (Koch (1970, p. 168), Henderikx (1997, noot 96) Halbertsma (2000, p. 332, noot 170)). De vermelding onder het jaar 1074 in de Annalen van Yburg betreft waarschijnlijk dezelfde slag (Henderikx, 1997, noot 97). (terug)
12 - Het Necrologium is pas in de 14e eeuw opgesteld. Het spreekt van ‘Delf opidum’: een kleine stad of een militaire versterking. (terug)
13 - Mohr (1976) en Werner (1991). (terug)
14 - Lambert van Hersfeld, MGH SS V, p. 243. De naamsverwarring komt doordat Godfried met de Bult twee voorgangers had die Gozelo heetten: zijn grootvader, hertog van 1023 tot 1044 en zijn oom, 1044 - 1046. De andere twee voorgaande hertogen van Neder-Lotharingen waren zijn vader Godfried ‘met de Baard’, 1065 - 1069, en diens oom Godfried ‘de Kinderloze’, 1012- 1023. (terug)
15 - Annalen van Luik, MGH SS IV, p. 21. (terug)
16 - Jocundus, MGH SS XII, p. 115. (terug)
17 - Kroniek van Sint-Hubert, MGH SS VIII, p. 588. (terug)
18 - Annalen van Egmond, uitgegeven door Oppermann (1933) en recent door Gumbert-Hepp, Gumbert & Burgers (2007). Veel van de informatie in de Annalen van Egmond is afkomstig uit de kroniek van Sigebert van Gemblours. Het bericht over Godfried’s dood is in de Annalen echter veel uitgebreider dan bij Sigebert. De Annalen hanteren nog de Paastelling, en plaatsen daarom de moord in het jaar 1075, op de vijfde kalenda van maart, dat is 25 februari. Volgens de moderne telling stierf Godfried in 1076. Dit was een schrikkeljaar, waarin de vijfde kalenda van maart gelijk is aan 26 februari. (terug)
19 - Berthold van Reichenau, MGH SS V, p. 283; Bernold van Konstanz, MGH SS V, p. 433; Bruno van Magdeburg, MGH Dt MA II; p. 77 – 78; Arnulf van Milaan, MGH SS VIII, p. 29; ook: MGH SS rer Germ. 67, p. 222; Landulf van Milaan de Oudere, MGH SS VIII, p. 97 - 98. (terug)
20 - De veertien bronnen, in de vermoedelijke chronologische volgorde: Sigebert van Gemblours (kort bericht gebaseerd op de Annalen van Luik en Jocundus), Annalen van Lobbes, Annalen van Park, Kroniek van Verdun, Annalista Saxo (letterlijk volgens Lambert van Hersfeld en Bruno van Magdeburg), Annalen van Sint-Jacob van Luik, Annalen van Marchiennes (letterlijke kopie van de Annalen van Luik), Kroniek van Alberic de Trois-Fontaines, Kroniek van Boudewijn van Ninove, Egmondse kroniek, Rijmkroniek van Holland, Beke’s Chronographia, Bella Campestria, en het Necrologium van Egmond (de laatste vijf allemaal gebaseerd op de Annalen van Egmond). Verder twee bronnen die ik niet zelf heb gelezen: de Necrologia van Verdun, aangehaald door Dieckmann (p. 82) en van Sint-Lambert te Luik, aangehaald door Cawley. (terug)
21 - Ook het Necrologium van Verdun, aangehaald door Dieckmann, geeft 26 februari 1076. Het Necrologium van Sint-Lambert van Luik, aangehaald door Cawley, geeft 24 februari 1076. Mohr (1976) en Linssen (1981, p. 347) noemen 22 februari 1076, maar die datum komt in geen van de contemporaine bronnen voor. Waarschijnlijk zijn zij in de war met de pauselijke brief die op die dag werd geschreven (MGH Epp. sel. II.1, p. 268) in reactie op de afzettingsbrief van de bisschoppen (zie noot 9). (terug)
22 - Volgens Golinello (1998) was Landulf een verbitterd tegenstander van Mathilde. Landulf noemde het slachtoffer ‘hertog Gigon van Normandië’, waaruit blijkt dat hij de feiten niet goed kende. (terug)
23 - Over de afzettingsbrief: zie noot 9. De reactie van de paus hierop: noot 21. Over de aanwezigheid van Godfried in Worms: Berthold (MGH SS V p. 283) en Bernold (MGH SS V, p. 433). (terug)
24 - Antwerpen behoorde in de 11e eeuw niet tot het graafschap Vlaanderen. Het lag aan de Lotharingsche kant van de grensrivier de Schelde. (terug)
25 - Gesta Friderici, MGH SS XX, p. 356 – 357. (terug)
26 - Kroniek van Sint-Hubert, MGH SS VIII p. 588. Uit de kroniek van Lambert van Hersfeld is bovendien op te maken dat de hertog, ondanks een uitnodiging, met de kerst niet bij de koning in Goslar was. (terug)
27 - Zie noot 9; zie ook Lambert van Hersfeld (anno 1076). (terug)
28 - OHZ nummer 87, gedateerd tussen 1070 en 1076. (terug)
29 - Schmidt (1992). (terug)
30 - De la Haye (2006, met name p. 22 – 23). (terug)
31 - Zie noot 14. (terug)
32 - Dieckmann (1885, p. 82). Ditzelfde argument is later genoemd door Hendericks (1997, noot 98). (terug)
33 - De Ridder (2006); Roest & van loon (2007). (terug)
34 - Over IJsselmonde: Beke (cap. 47b) en Bella Campestria (de bello quarto). Over Delft: zie noot 12. Van der Aa (1862, p. 70), die overigens niet erg betrouwbaar is, noemt Delft en Antwerpen als mogelijke locaties van de aanslag. (terug)
35 - Verlinden (1935, p. 97). Ook Mohr (1976), De Boer & Cordfunke (1995, p. 34) en De Graaf (1996, p. 74) opperen dat Godfried in 1076 een expeditie ondernam. (terug)
36 - Volgens Verlinden bewijst het voortduren van de vijandelijkheden in Frisia na 1070 dat Godfried er in eerste instantie niet in was geslaagd om Robrecht en Dirk volledig te verdrijven. Echter, de aanval in 1071 was gericht tegen de Friezen aan de overzijde van het Vlie (ulteriores Fresones, Sigebert, MGH SS VI, p. 362). In die regio hebben graaf Dirk en zijn voorgangers en ook Robrecht waarschijnlijk nooit de macht gehad. Ook bij de inval in Frisia in 1074 wordt Robrecht niet vermeld (Annalen van Yburg, MGH SS XVI, p. 436; zie over dat bericht ook noot 11).
Ook Verlinden’s argument dat Robrecht’s militaire activiteiten in Vlaanderen, kort na de nederlaag in 1070, aantonen dat zijn leger toen niet volledig verslagen kan zijn, gaat niet op. Het is wel mogelijk dat het leger door Godfried niet volledig is vernietigd, maar dan kan het nog wel volledig verdreven zijn uit Frisia. De Annalen van Egmond spreken van verjagen (expulit) en niet van vernietigen. Het is zelfs aannemelijker dat het zo is gegaan, want Robrecht kan toch niet met een deel van zijn aangeslagen legermacht een basis in Vlaardingen hebben behouden tegen de opdringende Godfried, en tegelijk met een ander deel Vlaanderen hebben veroverd. Vermoedelijk heeft Robrecht het graafschap Frisia opgegeven om zich te concentreren op Vlaanderen.
Verlinden meent verder nog dat Vlaardingen onafgebroken het machtscentrum van de graven Robrecht en Dirk is gebleven, op grond van een vermelding in 1078 (Berthold, MGH SS V, p. 311). Naar mijn idee kan er best een onderbreking zijn geweest, van 1070 tot 1076, waarna de graaf zich weer op het oude honk vestigde.
Tenslotte wordt Verlinden’s hypothese over het behoud van een machtsbasis weerlegd door een oorkonde uit de jaren 1070 – 1076 die letterlijk zegt dat Robrecht het gebied heeft verlaten (OHZ nummer 87). Wanneer we aannemen dat de aanslag in Vlaardingen zelf werd gepleegd, dan kan nog worden opgemerkt dat het niet aannemelijk is dat Godfried ging slapen in een stad waar zijn vijanden de macht hadden. Dit argument vervalt wanneer de aanslag buiten de stad Vlaardingen werd gepleegd, maar dan blijven er genoeg redenen over om het niet met Verlinden eens te zijn.
De door Verlinden gesuggereerde militaire operatie van Godfried en Willem van medio februari 1076 is onwaarschijnlijk omdat de hertog en de bisschop drie weken eerder nog in Worms zaten. Ze zouden dan wel erg weinig voorbereidingstijd hebben gehad. (terug)
37 - Halbertsma (2000, p. 332, noot 174). (terug)
38 - Lambert van Hersfeld: ferro (ijzeren wapen); Bruno: mucrone (zwaard, degen of dolk); Arnulf van Milaan: gladio (zwaard); Landulf: ense (zwaard). Twee bronnen van veel later datum: Boudewijn van Ninove: cultro (mes); Annalen van Park: cultello (klein mesje). (terug)


De moord op
Godfried met de Bult

Start pagina
Artikel
Literatuur
Illustraties
© Dr. Kees C. Nieuwenhuijsen
e-mail: kees.nieuwenhuijsen@tip.nl
home page: www.keesn.nl