Namen in de Lage Landen voor 1150

Vroeg-middeleeuwse persoonsnamen in Nederland en Vlaanderen

Analyse 4: Toenamen

Ze droegen allebei dezelfde naam, want ze waren van eenzelfde godvruchtigheid, Hewald was de naam van beiden, met dit verschil, dat, vanwege het verschil van hun haar, de ene Hewald de Zwarte en de ander Hewald de Witte werd genoemd.
Bede (673-735), Ecclesiastical History of the English Nation.

Inleiding

In de vroegste eeuwen was er een grote variatie in eigennamen. Met zo'n diversiteit waren toevoegingen niet nodig: elk lid van een woonplaats had een unieke voornaam die hem of haar identificeerde. Maar tegen het eind van het eerste millennium verminderde die variatie. Het aantal elementen dat gebruikt werd nam af, en elk protothema werd nog maar met een beperkt aantal deutherothema gecombineerd. Het kwam steeds vaker voor dat twee mensen in een dorp dezelfde naam hadden. Daarom ontstond de behoefte aan toevoegingen, of toenamen. In de vroege Middeleeuwen waren die toenamen niet erfelijk, zoals onze moderne achternamen (familienamen).

Methoden

In de huidige studie is een toenaam gedefinieerd als een toevoeging aan een eigennaam, die extra informatie biedt om de drager te identificeren. Die extra informatie kan betrekking hebben op familierelaties, beroep, afkomst, etc. De term 'bijnaam' wordt hier gebruikt voor een speciale soort toenaam (zie hieronder).
Een toenaam werd meestal na de eigennaam geschreven (als achternaam), maar kon er ook voor staan (abbas Gregorius).

Een toevoeging werd niet als toenaam gescoord wanneer:
- de extra informatie uitsluitend bestond uit 'zijn zoon' of 'zijn vrouw' en dergelijke, zoals in 'Arnulfi filii eius' (verwijzend naar een eerder genoemde Isaac) en 'Eilbodonis et Imme coniugis ipsius',
- de extra informatie op meer dan één persoon betrekking had (Francho, Gebehardus, Folmarus, canonici).
Wanneer eenzelfde persoon meermalen in de bronnen voorkwam, de ene keer met een toenaam en de andere keer zonder, dan werd hij of zij gescoord als een persoon MET een toenaam.

Gebruik van toenamen

Voordat er resultaten worden gepresenteerd, moet benadrukt worden dat de huidige analyse is gebaseerd op namen die zijn opgeschreven in kronieken en oorkonden. Het beeld wat hieruit naar voren komt hoeft niet persé het gebruik van toenamen in het dagelijks leven te weerspiegelen.
Het feit dat iemand in een geschrift een toenaam had, wil niet altijd zeggen dat die bijnaam in alle sociale contacten ook werd gebruikt. Zo was er in 1129 een 'Philippi Daventriensis prepositi' (Philip, proost uit Deventer) die in Utrecht een oorkonde tekende. Het is niet waarschijnlijk dat hij in zijn woonplaats ook bekend stond als 'Philip uit Deventer'. En in 1120 vermeldde een oorkonde uit Egmond 'Arnold et Ostina filii sororis Walfride' (Arnold en Ostina, kinderen van Walfrid's zuster). Door hun familie en vrienden zullen ze toch niet zo zijn aangesproken.
Soms staat het vast dat een toenaam pas na de dood van de persoon in kwestie is toegekend. De Vlaamse graaf Arnulf III, die in 1071 op jonge leeftijd sneuvelde, kreeg van latere geschiedschrijvers de bijnaam 'de Ongelukkige' en graaf Karel, vermoord in 1127, werd later 'de Goede' genoemd. In de eigentijdse bronnen zijn die bijnamen echter niet te vinden, en in de huidige inventarisatie komen ze dan ook niet voor.
Aan de andere kant is het van veel toenamen goed denkbaar dat ze inderdaad in het gewone sociale verkeer werden gebruikt, of in elk geval achter iemands rug. De bronnen bevatten diverse voorbeelden in het Latijn (Erenbold Niger, Balduin Calvus) en ook enkele in het Middelnederlands (Wilhelm Kinnebacken).

Toenamen en sociale klasse

Van alle personen in de huidige inventarisatie had 30% een toenaam. Figuur 1 maakt duidelijk dat er grote verschillen waren tussen de sociale klassen. Meer dan de helft van de geestelijken en edelen had een toenaam, tegen één op de vijf burgers en slechts één op de tien horigen en getuigen. Dat is niet zo vreemd, want juist op grond van de geregistreerde toenamen werden individuen geclassificeerd als geestelijke of edele, en juist door het ontbreken van een toenaam kwamen ze in de rest-categorie 'getuigen' terecht.



Figuur 1. Toenamen per sociale klasse voor mannen (blauw) en vrouwen (rood).
Het aantal vrouwelijke getuigen was te laag om een percentage te berekenen.

Toenamen door de tijd

Om, net als bij de analyse van niet-Germaanse namen, de invloed van sociale klassen op het totaalpatroon uit te sluiten, zijn hieronder de getallen voor alleen de burgers in beeld gebracht. Zowel bij de mannelijke als bij de vrouwelijke burgers toonde de frequentie van toenamen in de tijd een stijgende lijn. Bij de geestelijken en edelen was zo'n trend niet te zien: daar waren de percentages vanaf de vroegste eeuwen hoog; bij de horigen waren de scores steeds laag. (1)



Figuur 2. Toenamen per eeuw bij burgers voor mannen (blauw) en vrouwen (rood).

De stijging in toenamen ging door na de studie-periode, en liep in de 13e eeuw op naar 86% van de mannen en 59% van de vrouwen. (2)

Toenamen per regio

Er waren bij burgers significante verschillen tussen de regio’s met betrekking tot de toenamen, met lage scores in de regio’s Noord en Oost en hoge scores in de andere regio’s. (3) In de 13e eeuw was het percentage personen met een toenaam in de noordelijke regio's nog steeds lager dan elders. (4) Dit verschil kan een gevolg zijn van het feit dat in het Noorden (ook nog in de 13e eeuw) een breed scala aan Germaanse namen in gebruik was, waardoor er minder behoefte was aan toenamen.



Figuur 3. Toenamen per regio bij burgers voor mannen (blauw) en vrouwen (rood).

Toenamen en geslacht

Bij mannen kwamen toenamen veel frequenter voor dan bij vrouwen (32% tegen 22%). Dit verschil kwam voor een belangrijk deel voor rekening van de geestelijken, die vaak een toenaam hadden; doordat er veel mannelijke geestelijken waren, trokken zij de totaal-score van de mannen omhoog. Zonder de geestelijken was het verschil minder uitgesproken (26% tegen 21%). (5)

Soorten toenamen

De volgende types toenamen werden onderscheiden: (6)
beroep en status
Adellijke titels (Theodericus comes), kerkelijke functies (Lambertus prepositus), ambachten en beroepen (Reynerus grutarius, Ellenhardus scultetus, Engelbertus cancellarius) en aanduidingen van de sociale klasse (homo liber Eremfrid, Tetilo servum).
locatie
Binnen de locatie-toenamen zijn drie subtypes onderscheiden:
Een toponymische toenaam verwijst naar een specifieke stad, regio of land (Isbrandus de Harlem, Everardus Gandensis, Gerwic de Fresia).
Een topographische toenaam beschrijft de plaats waar iemand vandaan kwam: een landschappelijk kenmerk of een bouwwerk.
Een kerkelijke toenaam verwijst naar de kerk of het klooster waartoe iemand behoorde, zonder dat daarbij de plaatsnaam werd vermeld (Ansfridum sancti Petri).
verwantschap
Patronymen, matronymen en andere familierelaties (Gerolfi Reginberto, Theodricus Bave filius, Bava uxor Tettolfi, Badeloga vidua Oulrici, Godefridi avunculi Balderici).
bijnaam
Een specifieke eigenschap van de drager (Arnulfus Magnus, Florentius Crassus, Ansfrid Knif, Fastradus cognomento Scerebart). Ook verwijzingen naar het land van afkomst, als dit buiten het studiegebied lag, zijn als bijnaam beschouwd. In één geval is 'de Fries' als bijnaam beschouwd, namelijk bij de Vlaamse graaf Robert, die zo werd genoemd nadat hij met de weduwe van de West-Friese graaf Floris I was getrouwd.
tweede voornaam
Een tweede voornaam, soms een afkorting van de eigenlijke voornaam (Sifridus cognomento Sicco), soms totaal verschillend daarvan (Brunihilt cognomento Tetda).
Tabel 1 laat zien hoe vaak de verschillende types voorkwamen onder de verschillende sociale klassen en bij mannen en vrouwen. Het totaal aantal toenamen is hoger dan het totaal aantal personen, doordat sommige personen een dubbele toenaam hadden, zoals Petronilla comitisse Holtlandie en Oulricus de Thezamunda filia Amelgeri apud Pulzabruch. Voor de analyses werden zulke combinaties geclassificeerd onder elk type van de combinatie. Twee verschillende toenamen voor dezelfde persoon kwam ook voor, zoals bij Alberic, die in een oorkonde staat genoteerd als Alberic de pago Mosao, en in andere als Alberic filius Elisonis. Dit werd ook gescoord als twee types.
Sommige edelen, vooral Vlaamse graven, waren gezegend met wel drie verschillende bijnamen. Een fraai voorbeeld is graaf Boudewijn I, die in de oorkonden en kronieken staat als Balduin Ferreus, Balduin comes Flandrie en Balduin filius Audacri. Zijn nazaat Rotbert deed het nog beter, met Rotbert Frisio (of Fresonis), marchyso Flandriae, filius Balduini et Adele (of Baldwini potentissimi filius iunior), en comes Robertus, cognomento Hierosolimitanus.
Het is niet verbazingwekkend dat beroep- en statusaanduidingen bij de adel en de geestelijkheid het meest voorkomende type toenaam vormden. Bij het gewone volk vormden de locatie-toenamen het meest frequente type, gevolgd door beroepen en verwantschappen.

beroep en status locatie verwant-
schap
bijnaam tweede voor- naam totaal achter- namen totaal personen
mannen adel 271 146 73 23 6 519 346
geestelijkheid 510 180 9 7 7 713 548
gewoon volk 107 367 84 58 4 620 596
horigen 8 17 1 2 0 28 28
getuigen 1 93 18 22 0 134 134
 
vrouwen adel 32 6 28 1 1 68 54
geestelijkheid 14 3 2 1 0 20 16
gewoon volk 52 41 31 4 1 129 121
horigen 5 9 0 0 0 14 14
getuigen 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 1. Soorten toenamen.

Beroepsnamen bij het gewone volk waren meestal aanduidingen van functies in dienst van een graaf of de kerk: bediende (22 maal), kanselier (28), kastelein (27), schout (14) en tolbaas (3). Beroepsnamen die in de inventarisatie slechts één of tweemaal voorkwamen waren boer, goudsmid, gruiter, handwerker, herbergier, kok, leerbewerker, medicus, molenaar, muntmeester, schilder, staljongen, toneelspeler, wagenmaker en zanger. Andere echte ambachtsnamen (zoals kleermaker of bakker) kwamen in inventarisatie tot 1150 niet voor. In de latere Middeleeuwen zouden zulke ambachtsnamen wel verschijnen, en sommige ontwikkelden zich tot familienamen die nu nog steeds bestaan.

De gevonden locatie-toenamen waren grotendeels (94%) toponymische toenamen en voor het overige kerkelijke locatie-namen. Die laatste kwamen uiteraard vrijwel alleen bij geestelijken voor. Het derde type locatie-naam, de topographische toenaam, kwam helemaal niet voor. In de 13e-eeuwse inventarisatie werden wel regelmatig topographische toenamen aangetroffen (van den Bosce, van den Damme, uten Hove) en ook in de moderne tijd is het nog zeer algemeen type familienaam.

Bij de mannen refereerden verwantschap-toenamen meestal (72%) aan de vader van de drager. Matroniemen maakten 8% uit en een verwijzing naar de echtgenote kwam maar eenmaal voor (0.5% van de toenamen bij mannen). Bij vrouwen was het verschil tussen patroniemen en matroniemen minder groot (resp. 39% en 28%), terwijl er ook veel verwijzingen naar de echtgenoot waren (20%). De resterende verwantschappen waren verwijzingen naar een oom, broer, neef, etc.

Bijnamen maakten maar een klein deel van alle toenamen uit: maar 2% van de individuen in de inventarisatie droeg zo'n echte bijnaam. Ondanks de lage aantallen is dit wel een interessante categorie. Daarom zijn alle 118 bijnamen die zijn aangetroffen weergegeven in een speciale Bijnamenlijst. Het is opmerkelijk dat de helft van alle bijnamen uit Vlaanderen kwam, en dat er in de regio's Noord en Oost vrijwel geen bijnamen werden aangetroffen.

Een tweede voornaam kwam maar 19 maal voor. In 6 van die gevallen betrof het een afkorting, maar in de overige 13 gevallen was er geen enkele relatie met de oorspronkelijke naam.

Vergelijkingen met Scandinavië, Bretagne en Engeland

Uit een inventarisatie gebaseerd op het Landnámabók blijkt dat in de 11e en 12e eeuw ongeveer 21% van de Noorse immigranten in IJsland een bijnaam had. (7) Nog algemener dan bijnamen waren de patroniemen: die vormden het meest gebruikelijke type toenaam bij de Vikingen. (8)

In Bretagne had in de 11e eeuw ongeveer 20% van de bevolking een toenaam, en dit steeg na 1200 tot boven de 90%. Aanvankelijk waren patroniemen hier het meest algemene type. Later werden locatie-toenamen populairder, en combinaties van verschillende types. Bijnamen waren er ook, maar die vormden maar een klein deel van de Bretonse toenamen. (9)

In Engeland waren vóór de Viking-periode (voor 800 AD) toenamen zeldzaam, althans, ze werden niet frequent opgetekend. In latere eeuwen werden toenamen populairder, maar nooit zo gewoon als in Scandinavië. (10)

Het lijkt alsof het gebruik van toenamen onder de Vikingen veel wijder verbreid was dan in de Lage Landen. In Bretagne en Engeland, daarentegen, was de situatie vergelijkbaar met die in de Lage Landen. Het is opmerkelijk dat in de noordelijke regio, die toch het dichtst bij het woongebied der Vikingen lag, er juist erg weinig bijnamen waren.

Noten
1 - De horigen hadden in de 12e eeuw plotseling opmerkelijk vaak een toenaam: 62% van de mannen en 46% van de vrouwen. Dit kwam geheel voor rekening van één enkele Vlaamse oorkonde uit het jaar 1123, waarin 26 horigen, allen in dienst van ene Sigerus van Munte, staan geregistreerd met hun plaats van afkomst. Dit was ongebruikelijk, want voor het overige kregen horigen hooguit de toevoeging 'servus' of 'famulus'. Doordat er verder in de 12e eeuw maar weinig horigen zijn geregistreerd, kwamen de totaalscores zo hoog uit.
2 - Namen in de Lage Landen 1250-1300.
3 - Verschillen tussen de regio's in toenamen bij burgers; mannen: X²=164,89, df=5, p<0,001; vrouwen: X²=30,67, df=5, p<0,001. Regio Frisia niet meegerekend.
4 - Namen in de Lage Landen 1250-1300.
5 - X²=8,69, df=1, p<0,01.
6 - Zie ook Scott & Mittleman (1999).
7 - Uckelman (2011: Viking Bynames; 2012: Viking Names). Het percentage is gebaseerd op 767 bijnamen in de eerste studie bij circa 3706 individuen in de tweede studie. Een klein deel van deze 767 bijnamen zou volgens de hier gehanteerde definities als toponymisch of beroep-en-status zijn geklassificeerd, maar dan noch was de frequentie van bijnamen vele malen hoger dan de 2% in de huidige studie.
8 - Romson (2000). De studie geeft geen percentages.
9 - Chedeville (1992). De studie geeft geen percentages.
10 - Clark (1987).



Start
Pagina


Inleiding
Materiaal & Methoden
Samenvatting

Regio's
Referenties
Lijsten:
Mannennamen
Mannennamen uitgebreid
Vrouwennamen
Vrouwennamen uitgebreid
Stammentabel
Bijnamen
Analyses:
Niet-Germaanse namen
Eenstammige namen
Variatie
Toenamen
Compositieregels Vernoemen
© Dr. Kees C. Nieuwenhuijsen
www.keesn.nl

Laatste update: september 2012