Namen in de Lage Landen voor 1150

Vroeg-middeleeuwse persoonsnamen in Nederland en Vlaanderen

Analyse 5: Compositieregels

In zijn studie over de Hollandse doop- en familienamen noemde Van der Schaar diverse principes en regels die de Middeleeuwers hanteerden bij het samenstellen van Germaanse namen. Hij gaf daarbij wel steeds wat voorbeelden en merkte op dat de regels in de loop der tijd steeds minder strak werden gehanteerd, maar een grondige kwantitatieve onderbouwing ontbrak. In een studie van Ebeling verschenen dezelfde regels, plus nog een paar extra, maar wederom zonder onderbouwing. (1)
Op deze pagina is nagegaan in hoeverre de theorie in de praktijk werd gebracht: allereerst de regels aangaande de tweede elementen van Germaanse namen (de zgn. deuterothema), vervolgens de regels aangaande eerste elementen (protothema) en tenslotte de principes voor het samenstellen van namen. (2)

Tweede elementen: geslachtsverschil

Het tweede lid van een mansnaam is altijd een mannelijk woord, van een vrouwennaam een vrouwelijk. (3)

Het scherpe geslachtsverschil in tweede elementen verwaterde volgens Van der Schaar in de tijd, maar de enige voorbeelden die hij daarvan noemde kwamen uit de 13e tot 15e eeuw. In onze inventarisatie zou daarvan nog niets te merken moeten zijn.
Toch bleek de scheiding tussen mannelijk en vrouwelijke deutherothema niet zo absoluut als de regels voorschrijven. Er waren 97 verschillende stammen die weleens als tweede element werden gebruikt. Daarvan waren er 58 exclusief mannelijk en 15 exclusief vrouwelijk. De rest, een kwart van de stammen, kwam zowel bij mannen als vrouwen voor. Een deel daarvan kon wel als ‘overwegend’ mannelijk of vrouwelijk worden gekenmerkt (op grond van een score van meer dan 95%), maar bij 15 stammen was het verschil niet zo duidelijk.
Het minst ‘geslachtgevoelig’ waren de stammen -laifa (overlevende, zoon of dochter) en -kin (geen betekenis) die ongeveer in dezelfde verhouding bij mannen en vrouwen voorkwamen als op grond van het toeval verwacht mocht worden (namelijk 85:15). Andere frequent voorkomende deuterothema die niet exclusief aan het en of het andere geslacht gekoppeld konden worden waren -bera/berin (beer), -radi (raad), -ka (geen betekenis), -viga (strijden, overwinnen) en -var (hoede, bescherming / waarheid).
Op de stelling dat er in de vroege Middeleeuwen een absolute scheiding was tussen mannelijke en vrouwelijke naam-uitgangen valt dus nogal wat af te dingen. Daarbij is nog niet eens in ogenschouw genomen dat ongeveer een op de zeven Germaanse namen eenstammig was, dus helemaal geen deutherothema had. Kennelijk was zo’n tweede geslachtsbepalend element niet echt nodig.

Tweede elementen: geen wapens bij vrouwennamen

Namen van wapens treden bij vrouwennamen niet in het tweede lid op. (4)

Er zijn maar vier echte wapennamen als deuterothema aangetroffen: -branda en -gairu en (zeldzaam) -agil en -brord. Deze vier waren exclusief mannelijk.
Ook drie wapenrustingnamen waren exclusief mannelijk: -bord, -helma en -grima. De elementen -brunja en -lindi, die beide de betekenis ‘schild’ kunnen hebben, waren juist exclusief vrouwelijk. Echter, die stammen kunnen ook een andere betekenis hebben. Elementen die met strijd te maken hebben kwamen zowel in mannelijke als vrouwelijke namen als deuterothema voor (-badu, -gundi, -harja, -hathu, -hildi, -sintha, -valha, -viga).
De regel zoals Van der Schaar die formuleerde werd dus inderdaad gehanteerd. Het is onzeker of dezelfde regel ook van toepassing was op wapenrustingnamen; de regel gold zeker niet voor stammen die verwezen naar strijd.

Tweede elementen: niet beginnend met een klinker

Geen met een klinker beginnend woord in de tweede positie. (5)

In veel namen viel de eerste medeklinker van het tweede lid weg, zoals -(w)ald en -(w)olf. Wanneer we zulke namen buiten beschouwing laten en alleen naar de officiële schrijfwijze van de stammen kijken, dan blijken deuterothema met een klinker weliswaar zeldzaam, maar niet helemaal afwezig: in 1% van de tweestammige namen (52 van de 4996) begon het tweede element met een klinker. De betreffende klinker was meestal een i, en anders een a. Dit meest gangbare klinker-uitgangen waren -ing en -in. Zeldzaam waren -agil en -ansi als deutherothema, waarbij moet worden opgemerkt dat de identificatie van de betreffende namen twijfelachtig is.
Deuterothema beginnend met een klinker kwamen in alle eeuwen van de studieperiode voor. Het was niet een verschijnsel dat zich pas in de loop van de tijd ontwikkelde.

Eerste elementen: alle stammen bruikbaar

Ten aanzien van het tweede lid was men in het algemeen veel beperkter in zijn keus dan voor het eerste: een aantal woorden werd wel als eerste, maar nooit als tweede lid gebruikt. (6)

Voor het tweede element van Germaanse namen bestonden verschillende beperkingen die niet golden voor het eerste element. Alhoewel Van der Schaar het niet letterlijk zo zegt, impliceert dit dat elke stam als protothema gebruikt kon worden.
Veruit de meeste stammen (236 van de 266) werden inderdaad als protothema gebruikt, en voor de 30 stammen waar dat niet zo was, bestond daarvoor meestal een goede verklaring: het waren ofwel korte uitgangen zonder betekenis (-ko, -za, etc.), of stammen die maar weinig voorkwamen zodat niet geconcludeerd kon worden dat het exclusief tweede elementen waren.
Drie stammen die wel frequent voorkwamen maar nooit als eerste element, waren -branda (zwaard), -ing (afstammeling van) en -laifa (zoon of dochter). Förstemann noemde voor Branda en Laifa wel enkele voorbeelden als protothema, maar die kwamen uit andere streken. In de Lage Landen werden ze uitsluitend als (mannelijk) tweede element gebruikt. Het element -ing werd ook door Förstemann uitsluitend als deuterothema aangetroffen. (7)
De suggestie van Van der Schaar, dat alle stammen in principe als protothema gebruikt konden worden, lijkt hiermee grotendeels bewezen te zijn.

Het hierboven genoemde ontbreken van beperkingen voor eerste elementen zou ook impliceren dat elke stam zowel in mannen- als in vrouwennamen als protothema zou kunnen voorkomen.
Op grond van het aantal geregistreerde individuen was de verwachting dat voor elke stam de man:vrouw verhouding ongeveer 85:15 zou zijn. Voor 9 van de 10 populairste protothema bleek dit inderdaad het geval (namelijk 80-90% mannen en 10-20% vrouwen). Een uitzondering was Hrothi: deze stam kwam als protothema voornamelijk bij mannen en zelden bij vrouwen voor (96% tegen 4%).
Onder de iets minder populaire protothema (57 stammen die elk wel minstens 20 maal voorkwamen) waren er 9 exclusief mannelijk (Aba, Arin, Asca, Franc, Hugu, Huni, Sahs, Un, Vaz), en enkele met een score van meer dan 95% overwegend mannelijk (Ag, Agil, Balda, Ebur, Haimi). Exclusief vrouwelijke protothema waren er niet, maar wel stammen die op grond van een score van 50% of meer (waar 15% zou worden verwacht) als overwegend vrouwelijk gekenmerkt konden worden (Avi, Ermin, Haila, Id, Im).
De resterende 169 protothema (van het totaal van 236) kwamen elk slechts 20 keer of minder voor, een aantal dat te laag werd geacht om iets te kunnen zeggen over de vraag of ze neutraal, mannelijk of vrouwelijk waren.
Samenvattend kan gesteld worden dat de ‘geslachtsneutraliteit’ betrekkelijk was: van de 67 populairste protothema waren er 19 (dat is 28%) niet gelijkmatig over de mannen en vrouwen verdeeld.

Eerste en tweede element: geen rijm

Alliteratie binnen een naam werd vermeden, evenals het rijmen van twee elementen. (8)

Alliteratie binnen een naam, ofwel beginrijm van het eerste en tweede element, kwam voor in 18 namen met in totaal 45 dragers en draagsters (bijna 1% van de personen met een tweestammige naam). (9) Daarbij is de definitie van beginrijm wel ruim opgevat en was het vaak de vraag of er wel echt sprake was van beginrijm.
De meest gangbare van de 18 namen was Rothardus, een beginrijm omdat het eerste element formeel gespeld werd als Hrothi. Vanaf de 11e eeuw was die voorloop-H niet meer in gebruik, zodat er eigenlijk geen sprake meer was van een beginrijm. Hetzelfde geldt voor Hunruco (Huni-hroc) en Rotherius (Hrothi-harja). Het omgekeerde kwam ook voor: Referic (Hraban-ricja) uit de 12e eeuw bevatte een beginrijm maar dat zou in de vroegste eeuwen niet zo zijn geweest. Namen als Helenardus (Helan-hardu), Illehere (Hildi-harja), Uuerinhold (Varin-vald), Wichaldo (Viga-vald) bevatten formeel wel een beginrijm, maar die verdween doordat van een van de elementen de beginletter wegviel. Namen waarover geen twijfel bestond waren Likelini (Li*-lin), Liudalog (Leudi-lac/lec), Thiaddag (Theuda-daga), Verwinus (Var-vini) en Vualauuayn (=Walewin, Valha-vini).
Op grond van bovenstaande overwegingen kon het aantal van 45 tot ongeveer de helft worden teruggebracht. Dat betekent dat beginrijm wel voorkwam, maar met 0,5% erg zeldzaam was.
Er is hier buiten beschouwing gelaten dat in veel verkorte namen de elementen overduidelijk allitereerden: Poppo, Dodo en Tetta.

Evenals beginrijm kwam eindrijm tussen het eerste en tweede element weinig voor (23 namen en 58 personen, 1,2%). De meest algemene rijmnaam was Werner, gevolgd door Berenger en Berner. Ook hier is de definitie van rijm ruim opgevat: een combinatie als Ger-har zal misschien niet door iedereen als rijm worden beschouwd. Het aantal twijfelgevallen is echter minder dan bij beginrijm, en de conclusie is dat eindrijm binnen Germaanse namen zeldzaam was, maar minder zeldzaam dan beginrijm.

De frequentie van beginrijm toonde door de eeuwen een stijgende trend, alhoewel het nooit echt vaak voorkwam (in de 12e eeuw: 1,3%). Eindrijm schommelde in alle eeuwen om de 1%.

Zinvolle combinaties

Oorspronkelijk zullen zeer zeker alle combinaties zinvol zijn geweest. (10)

Volgens Van der Schaar bestonden de Germaanse persoonsnamen aanvankelijk steeds uit zinvolle combinaties van elementen. Echter, het besef van de betekenis van de namen verwaterde in de loop der eeuwen. Al in de Karolingische tijd kwamen er onzinnige combinaties voor. Het enige voorbeeld dat Van der Schaar geeft hiervan is de naam Willem: 'de strevende helm'. (11) Echter, 'helm' kan ook een metafoor zijn voor de koning of de leider. (12) In die zin heeft 'helm' in combinatie met 'Wil' wel betekenis, en is het zelfs heel toepasselijk dat door de eeuwen heen vele vorsten de naam Wilhelm droegen.
Een sterker voorbeeld van een rare combinatie is de naam Fredegonde (= vrede-oorlog), echtgenote van de Frankische koning Chilperic I. (13)
Omdat de scheidslijn tussen zinvol en onzinnig niet scherp te trekken is, is hier geen poging gedaan om vast te stellen of er in de loop van de tijd minder werd gelet op de betekenis van de gekozen namen.

Noten
1 - Van der Schaar (1953); Ebeling (1993).
2 - Zie de Stammentabel voor de getallen waarop de analyses zijn gebaseerd.
3 - Van der Schaar (1953, p. 41-44 en 192).
4 - Ibid., p. 41.
5 - Ebeling (1993, p. 18).
6 - Van der Schaar, 1953, p. 44.
7 -Förstemann (1900, p. 333, 956, 996).
8 - Van der Schaar, 1953, p. 44; zie ook Ebeling, 1993, p. 18).
9 - De 18 namen waren: Berberto (Bera/Berin-berhta), Goltgart (Goltha-gardi, de enige vrouwennaam in dit rijtje), Hegihardus (Hag/Hagan-hardu), Helenardus (Helan-hardu), Hunruco (Huni-hroc), Illehere (Hildi-harja), Likelini (Li*-lin), Liudalog (Leudi-lac/lec), Referic (Hraban-ricja), Rothardus (Hrothi-hardu, 19 personen), Rotherius (Hrothi-harja), Ruthericus (=Roric, Hrothi-ricja, 5 personen), Rutradus (Hrothi-radi), Thiaddag (Theuda-daga), Uuerinhold (Varin-vald), Verwinus (Var-vini), Vualauuayn (=Walewin, Valha-vini), Wichaldo (Viga-vald).
10 - Van der Schaar (1953, p. 44).
11 - Ibid. (p. 93).
12 - Heaney (1999, p. xxix en 16).
13 - Ebeling (1993, p. 17).



Start
Pagina


Inleiding
Materiaal & Methoden
Samenvatting

Regio's
Referenties
Lijsten:
Mannennamen
Mannennamen uitgebreid
Vrouwennamen
Vrouwennamen uitgebreid
Stammentabel
Bijnamen
Analyses:
Niet-Germaanse namen
Eenstammige namen
Variatie
Toenamen
Compositieregels Vernoemen
© Dr. Kees C. Nieuwenhuijsen
www.keesn.nl

Laatste update: september 2012